Hugo en het avontuur in de verboden stad: Deel 4
“Laat hem niet ontsnappen!” Zo hard als ze kunnen rennen ze achter de man aan. Maar Hugo is al een redelijk oude man, en hard rennen kan hij niet. Ze raken de man kwijt. “Snatver!” zegt Hugo. “Nu zijn we de echte dief kwijt.” “Dit is de eerste keer in mijn hele leven dat ik mijn onschuld moet bewijzen.”
“Eerste keer in je leven?” vraagt Zanzar. Hoezo eerste keer? “Ik moet je wat bekennen.” zegt Hugo. Ik behoorde vroeger tot een verschrikkelijke rovers bende: De Bokkerijders. Maar toen ik de Abdij van Postel leegroofde, is er een vloek over mij uitgesproken waardoor ik het eeuwige leven heb. “Cool” zegt Zanzar. Het eeuwige leven hebben, is dat leuk? “Leuk? Ha!” zegt Hugo. Het zou leuk zijn als ik rust had. Want ik heb niet alleen het eeuwige leven, nee, ik vind nergens in mijn eigen huis noch waar ook ter wereld rust. Zou ik in dutten, dan zou een ruimte me helemaal dol maken. Zo ook mijn huiskamer. Als ik die ook maar betreedt, tolt de wereld als een gek om me heen. “Boeh.” zegt Zanzar. Doet me denken aan de streek van geest Babas. “Maar kom mee.” zegt Hugo. We moeten eerst een uitgang van dit grottenstel vinden. Na een lange wandeling, bereiken de heren een grote Jungle. “Zouden we nu uit deze stad verdwenen zijn?” vraagt Hugo. “Ha, dit weet gij zeker niet.” zegt Zanzar. “Wat niet?” vraagt Hugo. “Dit is de Fata morgana.”zegt Zanzar. een gebied waar je niet zomaar in of uit gaat. Daar kan alleen de tovenaar voor zorgen.
Hugo loopt mopperend door de Jungle. Samen met Zanzar, die loopt te klagen omdat hij honger heeft. Plotseling ziet Hugo een bananenboom, met daarin grote rijpe bananen. “Aan die hele grote tros hebben wij genoeg.” zegt Hugo. Er hangen genoeg bananen in om een school mee te voeren. Hugo klimt de boom in. Maar blijft met zijn lange baard achter een paar takken haken. Hij verliest zijn evenwicht en valt, “auw auw!” Hij blijft aan zijn baard hangen. “Helpf helpf!” roept Hugo, met zijn lippen tegen zijn baard aan. Zanzar begint te lachen. “Ziet ‘m daar hangen, aan zijn baard!” Hahahahahaha! “Fta nief fo ftom te lachen, helpf mij!” zegt Hugo. Zanzar heeft gelukkig nog een mesje op zak, en daarmee snijdt hij een stukje van Hugo’s baard af. Hugo valt uit de boom. “Zo.” zegt Zanzar, de eerste vrucht is uit de boom. “Huh huh huh!” zegt Hugo. Oh wat is die meneer toch weer grappig. “Ja.” zegt Zanzar, en nu nog een paar bananen afknippen, en dan gaan we smikkelen en smullen. Enige tijd later zitten de beide heren te zuchten. “Man ik zit vol.” zegt Zanzar. “Wat je zegt.” zegt Hugo. Ik kan geen banaan meer zien. “Zal ik dan het bananen lied voor je zingen?” vraagt Zanzar lachend. “Asjeblieft niet!” zegt Hugo. Maar nu moeten we zien hoe we hier uit komen, en uitzoeken waar die vervloekte tovenaar is. Tenzij, tenzij… hij de man is, die hier rooft en plundert. “Ja, maar dat lijkt me stug.” zegt Zanzar, wáárom verdenkt gij nu die tovenaar? Wel, zegt Hugo, omdat die man niet echt vertrouwd overkomt en ik moet ergens beginnen met het bewijzen van mijn onschuld zodat ik eindelijk weer terug naar huis kan, want straks zit ik hier en staan alle parkgasten die de ban van mijn vervloekte huis willen verbreken straks voor een dichte deur. “Goed” Zegt Zanzar. Eerst verzinnen we een manier om sneaky het paleis binnen te dringen. Daarna zoeken we de kamer van de tovenaar.
Zanzar en Hugo bouwen samen een vlot van bamboe. Het kost veel moeite, vooral omdat het het hout gehakt wordt met een oud zakmesje, net toen Zanzar de met de finishing touch bezig was, brak het lemmet. Zo, zegt hij. Dit mesje heeft nu zijn beste tijd gehad, hij gooit het zakmes in het water. En daarna, legt hij de vlot op het water, en klimt er voorzichtig bovenop. Hugo gaat er ook op zitten, de vlot drijft met de stroming mee. En, hoe euhm… blijven we keurig in het midden van de rivier? “Niet” zegt Zanzar. We zullen elke keer tegen de kant opbotsen en als we ergens achter haken, wringen we ons wel weer los. “Relax man. Binnen no time zijn we in het paleis van de sultan, en ik weet een geheime ingang van dat paleis.” “Ja, gij kent het paleis zeker door en door” zegt Hugo.
.