Alles over Ton van de Ven, Voormalig creatief directeur van de Efteling

Hugo droomt met open ogen deel 3

Hugo tegen de Zompentrollen

Hugo slenterde door het grote wonderwoud, opweg naar het zompenwoud. Hij zuchtte: “Dat heb ik weer. Beland ik in een droomwereld, en moet ik meteen een grote zompentrol verslaan.” Hoe zou die eruit zien? Vast en zeker niet als de Trollenkoning uit het sprookjesbos. Hugo begint te lachen, en spreekt alle rare zinnetjes uit, die hij kende van de trollenkoning.

Plotseling stond Hugo stil. “Misschien is dát het wel.”dacht hij. Misschien wil ik gewoon graag dromen dat ik een held ben, zodat ik verlost ben van die eeuwige banvloek. Maar eerst ga ik een wapen maken. Hugo voelde in zijn zakken, om te zien of ie ergens een stuk gereedschap vind. Terwijl hij in zijn zakken voelde, keek hij om zich heen. En zag ineens in de verte een bijl tegen de boom staan. Hugo probeerde een enorme sprint te trekken in de richting van de bijl. Helaas, er zat géén elfenstof op zijn kleren meer. Vast en zeker eruit gewaaid. Nouja, dan loop ik er maar helemaal naar toe.

De Efteling opende zich de volgende dag voor het publiek. Echter Hugo was nog steeds niet aanwezig in Villa volta. De directeur sprak de leiding gevende van het personeel van Villa volta aan. “Ik heb hier een geluidstape van Hugo’s verhaal.”zei hij. Ik kan onmogelijk onverwachts dit huis sluiten zonder dat er een onderhoud gepland staat. Dus zolang Hugo er niet is, moet deze band worden afgedraaid. De man knikte tegen de directeur, en liep via de voordeur de villa binnen. De directeur keek op zijn horloge. “Goed.” dacht hij. Ik zal op de bodem uit pluizen waar Hugo uithangt. En liep meteen ’t hele park door. Plotseling kwam een groene duif van het bruidskleed van Genoveva aangevlogen, en liet een briefje vallen welke voor de directeur neerstreek. De directeur raapte het briefje op. En las: Kom na sluitingstijd naar mijn snoephuisje. Ik heb u iets belangrijks te melden. “Dat is een briefje van de heks van hans en grietje.”mompelde de directeur. En liep terug naar zijn kantoor.

Intussen was Hugo met een bijl diverse takken aan het afhakken. Hij maakte met veel moeite een soort van katapult, waarmee hij diverse pijlen kan afschieten. “Ik voel me nét zo’n ridder van Raveleijn.”dacht hij. Meteen schoot Hugo een pijl af, om zijn katapult te testen. Hij hoorde meteen: Oooooooohhhhh! En direct er na viel er een bosgeestje met een pijl in z’n achterwerk uit de boom. “Oeps!”zei Hugo. Foutje moet kunnen. De bosgeest trok de pijl los, en zei boos: “Kijk volgende keer uit waar je die pijl schiet!”Hugo keek het bosgeestje stomverbaasd na. Hij scheen niks te mankeren.

“Ik vraag me af hoe lang het nog lopen is in de richting van het zompenwoud.”dacht hij. Dat kan nooit zover wezen. Als ik stevig de pas in zet, dan ben ik er binnen een paar minuten. Hugo liep flink door. En kwam later op een open plek, waar hij even onder een boom ging zitten uitrusten. Plotseling vielen er allemaal denneappels op zijn kop. “Ohnee, die vloek weer!”Ik had het kunnen weten. Nergens in m’n eigen huis nog waar ook ter wereld, zal ik rust of vrede vinden. Zelfs in een droomwereld krijg ik nog geeneens de kans om uit te rusten. Hugo stond gelijk op en liep verder. Maar plotseling vloog er iets langs ‘m heen. Alsof hij langs een achtbaan liep. Plotseling zag hij iets door de lucht vliegen. Het zag eruit als een vogel. Maar een hele rare. Eigenlijk was het meer een paard met vleugels en een hoorn op zijn hoofd. Het was een vliegende eenhoorn. De eenhoorn streek voor Hugo neer. “Braaf beest.”zei Hugo. Gij wilt me vast wel even naar het zompenwoud brengen niewaar? De eenhoorn maakte met zijn hoofd een beweging, alsof hij ja knikte. Hugo besteeg de eenhoorn. “Zo braaf beest, breng mij nou maar eens naar het zompenwoud.”zei Hugo. Meteen sprong het beest omhoog, en vloog over het wonderwoud heen. En nam nog eens een omweg via de Hemelburchten, en uit eindelijk vlogen Hugo en de eenhoorn op een donkere wolk af. Meteen aangekomen in het zompenwoud, vlogen ze gelijk door de plenzende regen.

De eenhoorn streek neer zo nét op een kleine open plek. “Hugo stapte af, en meteen zakte hij voor een gedeelte met z’n voeten in de modder. “Geen wonder dat ze dit het zompenwoud noemen. Ik kan hier moeilijk lopen.”zei hij boos. Dat beloofd wat te worden, als ik straks op de vlucht ben voor die trollenkoning. Nee, het is geen trollenkoning. Het is een koning der Zompentrollen. “Wacht gij hier braaf beest?”vroeg Hugo aan de eenhoorn. De eenhoorn maakte weer met z’n hoofd een knikkende beweging, en Hugo liep moeizaam over de drasserige bosgrond op zoek naar zompentrollen. “Geen idee waar die zullen moeten zijn.”dacht hij. Maar zolang ik door loop zal ik wel zo’n trol vinden. Al moet ik het hele zompenwoud uitkammen. Al een tijd lang liep Hugo door het grote zompenwoud. Hij was al helemaal doorweekt. Hij bibberde een beetje van de kou. “Als ik maar niet verkouden wordt.”dacht hij. Straks gaat het van: Dit huis dit vervloekte huis, het is een HAAAATSJIE!! Hel gelijk. Snif, die ene vervloekte avond in de Belgische kempen… verder kwam Hugo niet, want hij hoorde stemmen. En zag ineens een paar rare wezentjes lopen. Met ongeveer het zelfde kapsel als Hugo zelf. Alleen ze hadden een raar en vals gezicht, en ze hadden niet veel kleren aan. Dit moesten de Zompentrollen wezen. Hugo wilde de trollen achtervolgen, maar bleef met zijn voet haken achter een boomwortel. Met een doffe klap viel hij op de grond. De trollen keken om. Zouden zij Hugo gehoord hebben? Ze besloten rond te kijken, en kwamen langzamerhand in de buurt van Hugo.