Het begin
De Efteling is tegenwoordig het jaarrond geopend. Maar als je denkt dat Hugo geen avonturen meer kan beleven heb je het goed mis! Weet je nog die keer dat Hugo ooit eens weg was uit de attractie? Dit verhaal zal verklaren waarom Hugo in de zomer van 2011 een aantal dagen weg was geweest uit zijn vervloekte huis. En het verhaal begint op de dag waarin Hugo nét terug is, van een wel heel vreemd avontuur.
Het was 22:00 het park was al een tijdje gesloten voor het publiek. Bij Hugo thuis brandde licht. En dát merkte de Efteling directeur op, hij besluit eens naar Villa volta te lopen, en drukte op de bel. Een luide heldere ding dong, galmde door het huis.
Hugo’s schaduw verscheen achter de gordijnen. En Hugo deed de deur open. “Ach mijnheer de directeur.”zei Hij. “Ik vermoed dat ik al weet waarvoor u komt.” “Nou en of!” zei de directeur. “Jij moet wel een heel goede reden hebben, om zomaar ineens uit je huis weg te glippen, zonder iets van je te laten weten!”
“Ik weet ’t directeur.”zei Hugo. “Ik heb een hele goede reden, maar of u die gelooft…” De directeur liep met Hugo via de huiskamer naar de ruimte, waar Hugo normaal gesproken altijd wacht op de persoon met het reine geweten van ’n pasgeboren kind. Hugo ging in zijn stoel zitten. “Wel steek maar van wal!”zegt de directeur. En plotseling riep Hugo: “Trossen los!” En smeet ineens een stuk touw door de voorshow. “Ik bedoelde het niet letterlijk!”zei de directeur boos. “Sorry directeur.”zei Hugo grinnikend. Nee nou zal ik even serieus zijn. En Hugo begon zijn verhaal. Een paar dagen geleden liep ik door het sprookjesbos en zag ineens een groot oud toverboek liggen voor het huisje van de boze heks van Hans en Grietje.
“Hé wat een mooi oud boek ligt hier! dacht ik toen. Ik bladerde er eens door en zag allemaal toverspreuken erin staan. En één toverspreuk vond ik nogal speciaal.”
Om het voor de lezers wat makkelijker te maken, nemen wij een kijkje in Hugo’s gedachte zoals Hugo het beleefd heeft.
De Spreuk
“Een spreuk over dromen met je ogen open.”zei Hugo. “Bestaat zoiets dan?” Hij kijkt om zich heen om te zien of iemand het boek kwijt is geraakt. Maar in het heksenhuisje was geen teken van leven te bekennen. Hugo keek lang naar het toverboek. “Goh”. zei hij. “Ik zou dolgraag eens dromen met mijn ogen wagenwijd open.” Hugo deed het poortje open en liep over het tuinpaadje richting het heksenhuisje. “Haha, dit deurtje heb ik zo open gemaakt.” dacht hij. Hij morrelde aan de klink, en KLAK! De deur draaide als bij toverslag open. Hugo sloop naar binnen en vond op een tafeltje de toverstaf van de heks. Hij greep de staf vast en die begon meteen te gloeien. Meteen las Hugo de spreuk voor die in het boek geschreven stond. Een felle lichtflits en meteen was Hugo verdwenen. Niet veel later keerde de heks terug in haar huisje. Die merkte meteen op dat er was ingebroken. Maar wat ze niet wist, is dat Hugo gebruik had gemaakt van haar staf en haar toverboek. Die lagen gewoon op de tafel. Dat was niet echt opvallend omdat de heks haar snoephuisje nooit opruimde.
Vrouwe goeds
Ondertussen bevond Hugo zich in een groot bos. Hij riep: “Hallo! Is hier iemand?” Maar er was geen reactie, van niets of niemand. Hugo voelde zich maar alleen. En hij dacht: “Als dit een droom is, dan noem ik het gelijk een nachtmerrie.” En hij liep verder het bos door. En ook al dacht Hugo dat hij helemaal alleen was, had hij niet in de gaten dat hij werd bespioneerd van ergens hoog in een boom. Hugo liep wat neuriënd door het bos. Gelukkig hoorde hij wel fluitende vogeltjes. En niet veel later liep hij langs een stel heuvels met grote rotsblokken. Plotseling, zag hij in zijn ooghoeken een vrouw verschijnen met een toverstokje in haar handen. “Was dit vrouwe goeds?” dacht hij. Ineens loste deze vrouw zich op in het niets. “Hé ga niet weg!”riep Hugo. Maar er was wederom niks te bekennen. Hugo besloot eens om de heuvel te beklimmen. Om eens te kijken of er nog wel ergens een bewoonde wereld te bekennen is. Eenmaal bovenop de heuvel tuurde Hugo als een indiaan over de vlakte. Er was niks anders te zien dan bos, bos en nog eens bos. Of toch niet? Ergens in de verte zag Hugo iets wat op vuurvliegjes leek. Ze vlogen om een soort gazebo. Een gazebo wat eruit zag, alsof ie van allerlei natuurlijk materiaal gemaakt was. “Gelukkig!”dacht hij. Er is hier dus wel degelijk leven in de brouwerij. Als ik alsmaar die kant op loop kom ik vanzelf wel bij die rare gazebo. Voorzichtig liep hij de heuvel af en liep in de richting van waar hij de gazebo zag. “Nou maar hopen dat ik niet verdwaal in dat grote bos.” Dacht hij als dát gebeurd, dan kom ik waarschijnlijk nooit meer terug in de Efteling en dan zie ik mijn vervloekte huis nooit meer terug, wat ik aan de ene kant niet erg vind. Want het is toch geen prettig huis om in te wonen met al dat gedraai en gedoe. Maar ik had wel met de Efteling directeur een contract, dat ik zolang de Efteling voor het publiek geopend is, in mijn huis blijf om iedereen mijn verhaal te vertellen. Als ik mijn contract verbrak zou hij niemand meer toe laten in mijn huis, zodat geen mens met een reine ziel mijn banvloek zou verbreken. Deze nare gedachte zorgde er voor, dat Hugo er de flinke pas in zette. Maar plotseling hoorde hij een rare fluittoon, wat klonk als een soort strijdkreet. Hugo draaide zich om en zag een paar rare groene benen op een boomtak staan. Hij hoorde overal geluiden om zich heen. “Wie is daar?” riep Hugo angstig. En een raar mannetje sprong uit een boom.